Tools voor volleybaltrainers

Mindset I

Trainer:
Geplaatst op:

Met deze training wil ik aandacht besteden aan onderwerpen uit het boek Mindset van Jackie Reardon. Het boek is een gids voor sporters waarmee ze hun mentale weerbaarheid kunnen vergroten.

In de eerste oefening na de warming up oefenen de spelers bewust met elk van de vier typen van concentratie volgens het model van Nideffer.

In de twee oefeningen daarna oefenen de spelers met het toepassen van een aantal instrumenten uit het boek. Het boek beschrijft hoe sporters kunnen leren om te stoppen met "verhaaldenken" en in plaats daarvan kunnen gaan "actiedenken." Er komen negen instrumenten aan bod om deze omschakeling te maken, waarvan we er in deze training een deel oefenen.

1. Warming up

1.1. Dynamisch rekken

Meestal begin ik de warming up met de Movement Prep oefeningen die ik lang geleden geplaatst heb. Op een gegeven moment wordt dat saai. In het volgende filmpje zie je 21 dynamische rekoefening waarmee je een warming ook kunt beginnen.

  1. Downward dog to runner's lunge
  2. Inchworm
  3. Dynamic Squat Stretch
  4. Crescent to Hamstring Stretch
  5. Half Kneeling Hip to Hamstring Stretch
  6. World’s Greatest Stretch
  7. Half Kneeling Thoracic Rotation
  8. Kneeling Thoracic Rotations
  9. Wringing out the Towel
  10. Child’s Pose with Reaches
  11. Side to Side Lunge with Reach
  12. Standing Calf and Hamstring Stretch
  13. Pigeon Pose with Circles
  14. Hamstring and Thoracic Rotation
  15. Squat Push Up
  16. Hurdles
  17. Kneeling Lat and Thoracic Extension Stretch
  18. Side to Side Lunge with Step
  19. IT Band Stretch
  20. Walking Quad Stretch
  21. Suspension Trainer Chest Stretch

1.2. Twee tegen twee met zijn tweeën

Diagram van de volleybaloefening 'Twee tegen twee met zijn tweeën'

A toetst de bal onderhands naar B en verplaatst zich naar het net. B maakt een vanggooibeweging naar de nieuwe positie van A en verplaatst zich onder het net door naar de driemeterlijn aan de andere kant. A speelt bovenhands over het net naar B en verplaatst zich naar de spelverdelerspositie aan de andere kant. De oefening is nu in de gespiegelde versie van de uitgangssituatie en gaat op dezelfde manier verder.

Volwassenen en oudere jeugdspelers zouden deze oefening natuurlijk met een setup in plaats van de vanggooibeweging kunnen uitvoeren.

2. Kern 1

2.1. Twee tegen twee op half veld - concentratiestijlen oefenen

Diagram van de volleybaloefening 'Twee tegen twee op half veld - concentratiestijlen oefenen'

De teams spelen twee tegen twee op een half veld. Ze spelen vier wedstrijdjes van ongeveer drie minuten. In elk wedstrijdje passen ze bewust één van de concentratiestijlen volgens het model van Nideffer toe.

Volgens het model van Nideffer kun je je concentreren op dingen die in jezelf plaatsvinden (intern) of dingen die buiten jezelf plaatsvinden (extern). Daarnaast kun je je concentreren op details (smal) of het geheel (breed). Als je deze twee dimensies combineert, ontstaan er vier concentratiestijlen: intern smal, intern breed, extern smal en extern breed. De juiste focus ontstaat door op het juiste moment voor de juiste concentratiestijl te kiezen.

De spelers voeren elk van de volgende opdrachten drie minuten uit om ervaring op te doen met de concentratiestijlen.

  1. Intern smal - De spelers concentreren zich bij elke aanraking van de bal op het gevoel in hun armen of handen.
  2. Extern smal - De spelers concentreren zich zo veel mogelijk op de bal door deze continue te volgen met hun ogen.
  3. Extern breed - De spelers concentreren zich op het team aan de overkant
  4. Intern breed - De spelers concentreren zich op hun eigen gedachten terwijl ze de volgende "tactiek" toepassen: elke tip moet gevolgd worden door een geslagen bal en andersom.

In het boek Mindset van Jackie Reardon worden de volgende termen gebruikt voor de vier concentratiestijlen:

  1. Intern smal: voelen
  2. Intern breed: gedachten
  3. Extern smal: zoomen
  4. Extern breed: scannen

3. Kern 2

3.1. Twee aanvallers tegen een driemansblok - Triggerwords, visualisatie en oogcontrole

Diagram van de volleybaloefening 'Twee aanvallers tegen een driemansblok - Triggerwords, visualisatie en oogcontrole'

A1 en A2 passen en vallen aan op positie 2 en 4. SV is spelverdeler. B1, B2 en B3 blokkeren. S1 en S2 serveren om beurten en lopen na hun service het veld in. A1 en A2 moeten aanvallen naar degene die geserveerd heeft. De serveerder vangt de aanval, waarna de volgende speler serveert.

De oefening draait om het toepassen van een aantal instrumenten uit het boek Mindset van Jackie Reardon: triggerwords, visualisatie en oogcontrole.

  • B1, B2 en B3 gebruiken de dode spelmomenten om te visualiseren hoe ze de aanval van A1 of A2 gaan blokkeren. Ze stellen zich voor hoe ze met hun handen over het net reiken en zien hun handen de bal tegenhouden.
  • S1 en S2 bepalen voor zichzelf een triggerword dat beschrijft hoe ze tijdens deze oefening willen serveren. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen voor "strak" of "zoek de lijn op." Dit woord herhalen ze voor zichzelf op het moment dat ze aan de beurt zijn om te serveren.
  • SV bepaalt voor zichzelf een triggerword dat beschrijft hoe ze willen spelverdelen.
  • A1 en A2 passen oogcontrole toe om zich niet af te laten leiden door wat er tijdens de training om hen heen gebeurt. Ze doen dit door zich te focussen op de bal van degene die gaat serveren, vanaf het moment dat duidelijk is wie er gaat serveren tot het moment dat de bal bij de spelverdeler is.

Voor deze oefening heb je minimaal een aanvaller, een spelverdeler, iemand die blokkeert en iemand die serveert nodig. Je zou de opstelling in het diagram nog kunnen uitbreiden met een extra passer of een extra speler die serveert.

3.2. Variatie op twee tegen vier met tweetallen - Rituelen, innerlijke muziek en herstelmomenten

Deze oefening is een variatie op Twee tegen vier met tweetallen, met de volgende bijkomende opdrachten. Hiermee oefenen de spelers de instrumenten rituelen, innerlijke muziek en herstelmomenten uit het boek Mindset van Jackie Reardon.

  • De spelers kiezen een vast ritueel dat ze steeds uitvoeren voor hun service (de bal twee keer laten stuiten, de bal ronddraaien op een vinger, enz.). Daarnaast spelen ze tijdens de service een nummer af in hun hoofd.
  • De andere spelers maken bewust van alle dode spelmomenten een herstelmoment.

4. Afsluiting

4.1. Wash - Groot team tegen klein team

Diagram van de volleybaloefening 'Wash - Groot team tegen klein team'

Het grote team (in het diagram een compleet zestal) speelt tegen het kleine team (in het diagram een tweetal) en moet een aantal opdrachten achter elkaar succesvol uitvoeren.

  1. Het grote team moet scoren vanuit een service van het tweetal.
  2. De trainer serveert een simpele bal naar het tweetal. Het tweetal bouwt vervolgens een aanval op. Het grote team moet deze rally winnen.
  3. De trainer serveert een simpele bal naar het tweetal. Het tweetal speelt deze bal in één keer over het net. Het grote team moet deze rally winnen.

Als het grote team een rally verliest, dan wordt er weer opnieuw begonnen vanaf de eerste opdracht. Als alle opdrachten succesvol uitgevoerd zijn, dan wisselen de teams van samenstelling.

Je kunt deze oefening ook met twee gelijkwaardige teams doen.