De twee aanvallers A hebben elk een bal en staan op een verhoging. Speler O serveert een bal naar passer P. P passt deze bal naar spelverdeler S. S speelt de bal voorover of achterover. Eén van de aanvallers A slaat de bal over het met, afhankelijk van de richting van de setup. Middenblokkeerder M verplaatst zich in de richting van de aanvaller en blokkeert de aanval.

...

V begint op positie 1 of 5. Het diagram laat de variant zien waarbij V op positie 1 begint.

V verdedigt eerst een prikbal van A, daarna een diagonaal geslagen bal van B en daarna een rechtdoor geslagen bal van A. V verdedigt alle ballen naar het midden. Als V de diagonaal geslagen bal van B verdedigt, loopt A alvast naar positie 2 (of 4) om van daaruit de bal rechtdoor te slaan. De bal die V verdedigt, kan meteen weer als prikbal gespeeld worden. B gaat zelf de naar het midden verdedigde bal ophalen, terwijl A de volgende rechtdoor slaat.

V begint op positie 1 of positie 5. Het diagram laat de variant zien waarbij V op positie 1 staat.

A speelt een korte bal, die V terugspeelt. Vervolgens slaat B een bal naar de uitgangspositie van V, die V naar A verdedigt. A speelt meteen weer een korte bal, waarna de oefening op dezelfde manier verder gaat.

...

De passer/loper (PL) met bal serveert. De spelverdeler (SV) begint steeds aan de kant die de service ontvangt. Het viertal speelt de rally uit tegen het drietal. Het winnende team serveert de volgende bal en de spelverdeler gaat spelverdelen bij het verliezende team.

...

Team A speelt tegen team B. Team A serveert, waarna de rally wordt uitgespeeld. De trainer gooit vanaf de zijkant een bal in het net aan de kant van het winnende team. Dit team verdedigt deze bal en bouwt een aanval op. De rally wordt weer uitgespeeld. Het team dat deze rally wint, serveert de volgende bal.

...

S1 serveert en loopt het veld in om te verdedigen. De twee drietallen in het veld spelen de rally uit. Aan beide kanten wordt alleen van achter de driemeterlijn aangevallen. Als de rally afgelopen is, neemt de speler die de service gepasst heeft (in dit geval P) de plek van S1 in. S2 serveert en loop het veld in om te verdedigen. De oefening gaat vervolgens op dezelfde manier verder.

...

A1 en A2, B1 en B2, C1 en C2, en D1 en D2 vormen vaste tweetallen. C2 serveert en loopt het veld in om te verdedigen. A1 en A2 spelen de rally tegen B1, B2, B3 en B4 uit.

Als A1 en A2 de rally winnen, dan blijven ze staan. B1 en B2 nemen de plek in van reserves D1 en D2, C1 en C2 nemen de plek in van B1 en B2, en D1 en D2 nemen de plek in van C1 en C2.

...

Deze oefening werd vaak als warming-up gebruikt bij Noliko Maaseik in de tijd dat Vital Heynen er trainer was met Brecht Van Kerckhove en Erik Verstraeten als assistenten.

A brengt de bal in het spel met een onderhandse service voor tweetal A. Tweetal A speelt één rally tegen tweetal B. Het winnende tweetal neemt de positie van tweetal A in (of blijft daar staan als ze er al stonden). Het verliezende tweetal rent naar de achterlijn achter tweetal A en sluit vervolgens bij de reserves bij de ballenkar aan. Een nieuw tweetal dat reserve stond, neemt zo snel mogelijk de plek van tweetal B in, waarna de oefening op dezelfde manier verder gaat.

...

De spelers met bal serveren om beurten naar passer P. P passt achtereenvolgens op positie 5, 6, 1, 6 en 5. A vangt af en rolt de bal naar de spelers achter de achterlijn. Als P op alle posities gepasst heeft, wisselt hij van rol met A. Na een aantal rondes wisselen P en A van rol met de spelers die serveerden.

De spelers met bal serveren om beurten op één van de twee passers in het achterveld. De passers spelen de bal naar de afvanger aan het net en wisselen daarna van positie met de afvanger.